Deze blog is geschreven door: Vulpes
Recent hebben we een verhalenwedstrijd georganiseerd. De 5 winnende verhalen kan je hier lezen!
1e Plek - FluffyFox
Achttien jaar later
Had hij maar nooit zijn moeder gevolgd, toen, zoveel jaren terug. Had hij zich maar omgekeerd naar de zee en naar de ondergaande zon gestaard, de zon met de kleur van zijn eigen vacht, zoals hij elke avond deed, spelend in het gouden licht. Elke avond, tot die dag. Had hij maar…
Ach, wat had het voor zin om daaraan terug te denken? Die dag was lang voorbij en de zon had hij sindsdien niet meer gezien. Hij kon zich hier, in het benauwende duister, amper meer voorstellen hoe ze eruitzag.
Op een woord van de man achter de kar boog hij zijn hoofd en zette zich schrap. De kar, volgeladen met kolen, kwam langzaam in beweging. Celeritas’ oude botten protesteerden bij elke stap na de zoveelste lange dag werk en zijn hoofd lag pijnlijk open vanwege het schuren tegen het lage plafond, maar hij wist dat hij niet kon weigeren. Niet meer.
Ja, hij had het geprobeerd, lang geleden. Ze hadden hem nog maar net gevangen, die mijnwerkers. Zijn moeder had weten te ontkomen, maar hij was te nieuwsgierig geweest naar alle grote machines en hun rare geluiden om op zijn omgeving te letten. Tegen de tijd dat hij doorhad dat ze touwen om zijn nek gooiden, was het al te laat. Maar hij had gevochten, hoe bang hij ook was. Hij had gesteigerd bij elke aanraking en had geprobeerd de mannen bij zich vandaan te houden, maar het had niets uitgemaakt. Als hij niet gehoorzaamde, kreeg hij geen eten. En als hij geen eten kreeg, kon hij amper op zijn benen blijven staan bij het zware werk dat van hem verwacht werd. Nee, weigeren deed hij niet meer. Ook die tijd was voorbij.
Zijn maag rammelde, maar gelukkig werd hij afgetuigd toen hij zijn lading bij de mijnschacht gebracht had. Een lange rij pony’s wachtte al voor hem tot ze omhooggetakeld werden. Zwijgend keek hij naar de paniek van een jonge pony toen die door de haak werd opgetild, een vlaag van herkenning in zijn hart. Aan de oppervlakte werd hij naar zijn stal geleid, en het was tijdens dat korte loopje dat hij, ver weg, het enige vierkantje licht van zijn dag zag. Dat vierkantje zou hij nooit bereiken, maar het was het laatste beetje hoop dat hij over had. Dus strekte hij zijn nek ernaar uit en brieste verontwaardigd toen de man in zijn zicht liep.
In zijn stal, in de stilte van de verder verlaten mijn, drukte het duister nog zwaarder op hem dan anders. Misschien kwam het door hoe moe hij was, misschien door de angst van die pony die maar in zijn hoofd bleef zweven. Met een zucht nam hij een nieuwe hap hooi en kauwde erop tot het nergens meer naar smaakte. Hij werd hier te oud voor. Door het stof in hun longen, het zware werk en het risico op vallende stenen haalden de meeste pony’s niet eens zijn twintig jaar. En toch, hij was hier nog steeds. Wat kon hij anders doen? Met zijn hoofd laag bij de grond sloot hij zijn ogen en probeerde hij te slapen. Morgen moest hij immers weer.
Stemmen echoden door de lage gangen. Celeritas schrok op uit zijn slaap. Was het nu alweer dag? Hij kon het niet weten, maar wat hij wel wist, is dat de stemmen onbekend waren. Onbekend en gespannen. Het licht van lantaarns kwam naar zijn stal en daarmee een jongeman met rood haar zonder stof erin, die een arm in zijn stal stak. Celeritas stapte achteruit tegen de muur en legde onzeker de oren in zijn nek. De jongen grinnikte en opende de deur van zijn stal. Zelf stapte hij opzij.
“Als je niet wil dat ik je meeneem, zul je zelf de weg naar buiten moeten vinden, kleine pony.” Niet-begrijpend stak Celeritas een oor naar voren, maar hij bleef staan waar hij stond. Waar had deze jongen het over? “Kom op, naar buiten jij! Je wil wel op tijd weg zijn, of niet dan? We hebben maar kort de tijd vanavond.”
Tot zijn verbazing kwamen andere pony’s langs zijn stal lopen, gevolgd door een tweede vreemde. Ze gingen richting de uitgang en hadden geen tuig om. Wacht, ze gingen waarheen?!
“Wacht op mij!” hinnikte hij naar hen. Zonder nog langer te aarzelen ging hij ze achterna en voorbij, ondanks hun protesten. Het vierkantje licht werd steeds groter en groter. Hij zette zijn vermoeide lichaam voor het eerst in jaren aan tot draf, tot galop zelfs, tot zijn hoeven eindelijk iets anders raakten dan steen en hij met zijn ogen knipperde tegen het licht van de ondergaande zon. Gras! Verwonderd boog hij zijn hoofd en nam een hap van het groene goedje. Was dit een grap? Hij keek om naar de mijn, maar de mensen stonden te lachen en klappen. Betekende dit dan dat hij… vrij was? Was dit het einde van de moeilijke jaren?
Hij draafde verder, de heuvels in. Ze rolden nog net zo als vroeger. De voorzichtige hoop in zijn hart werd een fontein en hij hinnikte enthousiast terwijl hij opnieuw harder en harder ging. Bovenop een heuveltop stopte hij. Daar, in de verte, was de zee. De zon ging er nog steeds in onder, nog meer oranje dan hij zich kon herinneren. Hij stak zijn neus in de wind en liet zijn manen golven. Vanaf nu zou hij nooit meer een zonsondergang missen. Hij zou het licht koesteren en erin galopperen tot hij niet meer kon. Lachend gaf hij meteen gehoor aan zijn eigen belofte. In galop ging hij, sneller dan hij wist dat hij kon, sneller dan de wind en de twijfel die ergens nog bleef hangen in zijn manen. Sneller dan toen hij nog klein was en zijn moeder hem zijn naam had gegeven, lachend om zijn snelheid op zijn veel te lange benen. Zoals dat veulen dartelde hij nu door de heuvels en hinnikte hij naar de zon tot zijn keel zeer deed. Hij was eindelijk vrij!
2e plek - Hvzwartje
Het bleef niet bij het geluid, de aarde begon onder hun hoeven te trillen. Nog voordat er iemand kon reageren gebeurde het. Een plotselinge instorting, precies daar waar de heuvels eindigden in de oude mijnen van Equada. Celeritas kon niet snel genoeg wegrennen en gleed mee in de vallende aarde. Dagenlang zocht de kudde. Amantis was er schor van geworden. Maar ze vonden de kleine Celeritas niet.
De kleine jongen was terechtgekomen in een afgesloten gang, diep onder de grond. Een gang van een vergeten deel van een mijnenstelsel. Hij leefde nog, was niet gewond, maar gescheiden van de wereld waarin de rest van de kudde leefde. Hij riep, schraapte met zijn hoefjes en schopte tegen stenen, maar niemand die hem kon horen.
Hij zat er dagen, en die dagen werden weken, maanden en jaren. Celeritas leerde er leven. Er groeide mos, mos dat zachtjes licht gaf. Een vaag blauw licht wat hem oriëntatie gaf. Hij vond waterstromen waar hij van kon drinken, en at van het mos.
Er waren ook geluiden in de mijn. Het was alsof de mijn leefde, maar op een vreemde manier. Hij hoorde soms alsof de wind door de gangen zong. En het leek soms of de stenen tegen hem fluisterden. Soms dacht hij dat hij gek werd, maar soms, heel soms dacht hij dat het een teken was dat alles goed kwam.
Celeritas gaf niet op, hij bleef bewegen en hield moed. Later, begon hij ook muziek te maken. Een ritme dat hij maakte door met zijn hoeven op de grond te tikken en te briesen op het ritme.
Opeens veranderde er iets. Op het dorpsplein was er een braderie, daar speelde een meisje op een oude blokfluit. Niemand kende de melodie die ze speelde, maar het was het ritme dat Celeritas altijd maakte door met zijn hoeven op de grond te tikken. Ver onder de grond, in de verborgen mijn waar Celeritas toen al jaren zat, spitste hij zijn oortjes.
Hij wist niet waarom, maar hij bewoog richting het geluid. Hij voelde dat dit wel eens belangrijk kon zijn. Het duurde weken, maar hij bleef doorzetten. Toen op een avond of ochtend precies weet hij het niet meer, kwam hij bij een muur van zandsteen. Hij draaide zich om en duwde vakkundig met zijn billen tegen de muur en deze viel om.
Daar waren ze, dorpsbewoners. Ze waren naar beneden afgedaald via een oude mijnschacht om herstelwerkzaamheden uit te voeren. En daar stond ineens een kleine stoffige, vermagerde pony.
Ze brachten hem naar boven, daar aangekomen kwam ook het meisje met de oude blokfluit aanlopen. Ze zei ‘Hij herkende mijn melodie, dat heeft hem de kracht gegeven om de uitgang te vinden’. Niemand die precies weet hoe hij het heeft overleefd. Dit verhaal heeft Celeritas nooit gedeeld. Hij luisterde liever naar de wind, genoot van de zon en liedjes. Heel soms, wanneer de lucht blauw kleurt in de schemering en het dorp stil is, dan hoor je zijn hoeven zacht tikken. Een ritme uit de wereld onder de grond. Een herinnering aan 18 verloren jaren, maar ook aan het moment dat hij zijn leven terugvond.
Een herinnering aan achttien verloren jaren maar ook aan het moment dat hij zijn kudde, en zichzelf terugvond.
2e plek - Tourmaline
“Wat is dat geluid? vroeg Celeritas angstig. Amantis spitste haar oren toen het geluid dichterbij kwam. Toen het gevaarte opdook liet Amantis een diepe zucht ontsnappen. 'Dat mijn jongen, dat is waar jouw naam vandaan komt. Waar jouw overgrootvader bekend om is geworden. Ik zal het je vertellen'. Celeritas keek aandacht naar het grote ijzeren gevaarte waar met sierlijke letters 'Celeritas' opstond en wachtte geduldig af wat zijn moeder hem zou vertellen.
Het was 1925 toen Celeritas als 5-jarige gekeurd werd om een mijnpony te worden. Hij liet zich van zijn beste kant zien. Opmerkelijk was zijn snelheid die hij beheerste. Hij was zo snel dat de dierenarts zich afvroeg of dit niet nadelig zou zijn voor het werk wat hij moest doen. De dierenarts besloot Celeritas toch goed te keuren. ”Het is een kleine pony. Hij zal zijn snelheid moeten omzetten naar kracht, maar vanwege zijn schofthoogte is hij wel geschikt”. Celeritas was hier trots op, niet wetende wat het werk als mijnpony inhield.
Jaren gingen voorbij in de donkere schachten van een mijn. Als kleine pony kreeg hij vooral de taken om in de smalle gangen aan het werk te gaan. Zijn broeders, de Belgische trekpaarden, moesten het zware werk doen. Dag in dag uit moest Celeritas aan het werk. Hij vond het niet erg, al die mijnwerkers waren altijd zo aardig. Elk paard kreeg alle aandacht, voer en verzorging. Het was zwaar werk, maar Celeritas wilde graag overal helpen. Maar toch, hij miste wat. Hij miste de vrijheid van de bergen en heuvels. Racen met zijn broers en zussen.
“Celeritas we moeten nog een keer diep de mijn in. Dit is de laatste keer jongen. Daarna heb je je pauze verdiend. Je hebt goed werk geleverd” zei Thomas. Hij klikte het tuig voor het trekken van de mijnwagen achter Celeritas vast. Thomas was zijn vaste verzorger en mijnmedewerker. Ze kende elkaar al 5 jaar. Ze liepen samen naar de diepste gangen. Celeritas verlangde naar rust. Het was een pittige dag geweest. Ook Thomas had het erg zwaar gehad zag hij. Thomas liep wat mank voor hem uit. Celeritas zag dat het hem steeds meer moeite koste, omdat hij last had van zijn enkel. Celeritas legde zijn hoofd tegen de rug van Thomas en zo ondersteunde hij Thomas tijdens het lopen. Thomas knikte dankbaar naar Celeritas en gaf hem een aai over zijn hoofd.
Tot het moment Celeritas stilstond en zijn oren spitste. Thomas draaide zich om naar Celeritas en keek hem vragend aan. Hij richtte zijn zaklamp dieper de gang in. Allebei zagen ze dat er rotsblokken naar beneden vielen. Snel klikte Thomas de mijnwagen los van Celeritas. “Je moet nu rennen Celeritas! Ren zo hard je kan terug naar de stallen. Jij bent snel genoeg om dit te kunnen redden!” zei Thomas kijkend naar zijn enkel. De rotsblokken vielen steeds dichterbij naar beneden. Samen ontweken ze vele rotsblokken, maar Celeritas was niet van plan om van de zijde van zijn vriend te wijken. Hij schudde wild zijn hoofd. “Celeritas, alsjeblieft ga nu het nog kan!” smeekte Thomas terwijl hij het hoofd van de pony aaide. Celeritas bleef stokstijf staan en leek te zeggen, ‘ik ga niet zonder jouw Thomas.’ Op dat moment vielen er steeds meer blokken naar beneden. Celeritas zag een oplossing. Hij gooide zijn hoofd naar beneden onder de benen van Thomas door. Thomas verloor zijn evenwicht en belandde op de rug van Celeritas. Verbaasd keek Thomas naar zijn dappere vriend en schoof zichzelf beter op de rug van Celeritas. Toen hij eenmaal goed zat, begon Celeritas zo hard mogelijk te galopperen. Zo snel en zo wendbaar ontweek hij op tijd alle vallende rotsblokken. De tijd leek stil te staan, zo snel was Celeritas. Ze vlogen razendsnel door de donkere gangen. Celeritas kende alle gangen uit zijn hoofd door de vele dienstjaren. Thomas klemde zich stevig vast om de hals. Ze doken snel naar links, net op tijd voor een vallend rotsblok. Na een uitputtende vlucht kwamen ze aan bij de stallen. Thomas sprong van zijn rug af en omhelsde Celeritas zijn hals. "Mijn vriend, je hebt ons leven gered. Jouw snelheid was waanzinnig. Je hebt het nog steeds in je!" riep Thomas uitbundig. Celeritas begon luid te hinniken. Thomas sloeg zijn armen om zijn hals. Alle mijnwerkers klapte in hun handen en begonnen te juichen.
Een paar dagen later stonden Celeritas, Thomas en alle andere paarden en medewerkers buiten bij de mijn. De mijn ging sluiten door het instortingsgevaar. De baas van de mijn zei: "Mijn dank is groot naar Celeritas, onze redder. Hij heeft het leven van Thomas gered door zijn waanzinnige snelheid. Door hem heeft mijn zoon het overleefd. Daarom wil ik hierbij de mijn vernoemen naar deze superpony, Celeritas". Iedereen applaudisseerde. Celeritas ging daarna met Thomas mee naar huis. Thomas’ huis had een enorme vallei als achtertuin. "Celeritas, je bent vrij om te gaan. Ik ben je dankbaar voor al die jaren samen. Ren zo hard je kunt over deze mooie vlakte. Er is in de verte een mooie groep merries waar je naartoe kunt." Hij omhelsde Celeritas zijn hals. Celeritas snoof nog een keer in het gezicht van Thomas waarnaar hij in volle galop de heuvels af vloog.
"Elk jaar wordt hier het ‘Celeritas festival’ gevierd. We zijn hier op het landgoed van Thomas. Celeritas wordt elk jaar herdacht met een optocht van mijnwagens richting de mijn", vertelde Amantis. Samen keken ze naar de optocht waarbij een oude man vooropliep. Hij knikte naar Celeritas die enthousiast heen en weer bokken sprongen maakte. "Kijk mama, hij knikte naar mij!" zei Celeritas. Vol trots keek zijn moeder hem aan, "Ja schat, dat is Thomas. De eigenaar van jouw overgrootvader. Hij herkende veel van jou in zijn oude maatje. Die naam heeft hij jou geschonken zodat Celeritas blijft voortbestaan".
3e plek - Gladiool.
Celeritas voelde hoe de grond onder zijn hoeven trilde. Niet van donder of storm—maar van iets vreemders. Met zijn moeder in zijn kielzog galoppeerde hij de heuvels af, verder weg van het dreigende geluid. Maar hij was nieuwsgierig. Altijd al geweest. Toen de rest van de kudde zich schuil hield in het dichte bos, sloop hij terug, zijn kleine hoeven bijna geluidloos op de rotsige grond.
Tussen de varens en stenen zag hij iets wat zijn adem benam: een enorme ijzeren kooi, getrokken door mensen en rollend op houten wielen. De mannen praatten luid, hun stemmen rolden door de dalen. Een oude ruin werd erin geduwd, spartelend van angst. Celeritas versteende.
Een tak kraakte onder zijn hoef. Eén van de mannen draaide zich om. “Daar! Nog één!”
Hij draaide zich om en zette het op een lopen. Maar hij was nog jong, zijn benen kort, zijn kracht beperkt. Iets zwaars trof zijn flank, en alles werd zwart.
Hij werd wakker in duisternis. De lucht was koud en vochtig. Zand knerpte onder zijn flanken. Zijn benen trilden toen hij opstond. Om hem heen: muren van steen, blinkend van vocht. En het allerergste—de lucht stonk naar ijzer en angst.
De mijn.
Hij was niet alleen. In de verte hoorde hij het zware ademen van andere paarden, hoefgetik, gekreun. Allen gevangen, allen vergeten.
De dagen werden weken. Celeritas werd ingezet om karretjes vol erts te trekken, diepe gangen in. Hij leerde de stem van de opzichter kennen, het kraken van zijn zweep. Hij leerde gehoorzaam te lopen, zijn adem in te houden in de benauwde ruimtes.
Maar hij verloor zijn licht niet. ’s Nachts, als alles stil werd, vertelde hij verhalen aan de andere paarden. Verhalen over Equada, over rollende heuvels en een zee die licht gaf in de avond. Sommige paarden lachten hem uit. “Die wereld bestaat niet,” snoven ze. Maar er waren er ook die luisterden, met vochtige ogen.
Hij bleef geloven.
Op een nacht gebeurde het. De grond beefde opnieuw, zoals toen — maar sterker. Een instorting. Steen en stof vulden de gang. Celeritas was met drie andere pony’s vast komen te zitten in een zijkamer, ver van de hoofdmijn. Ze hadden water, maar geen voedsel. De adem werd zwaar.
Celeritas wist: dit is het einde, tenzij…
Hij begon te graven. Met zijn hoeven, zijn tanden, zijn hele lichaam. “Wat doe je nou?” vroeg de oude merrie naast hem. “Er is geen uitweg.”
“Misschien niet,” hijgde hij, “maar misschien wel.”
En dus groef hij. Uren. Dagen, leek het. De anderen sloten zich uiteindelijk aan. Samen maakten ze een tunnel, richting het geluid van wind. Richting hoop.
En toen, plotseling, brak de muur.
Licht.
Niet veel, maar genoeg om de ogen te verblinden. Buiten, op de rand van de ingestorte mijn, stonden mensen — geen mijnwerkers, maar dorpelingen. Een jong meisje gilde: “Daar zijn ze!”
De redding was gekomen.
De dorpelingen hadden luchtgaten geroken, vreemde geluiden gehoord na de instorting, en waren gaan zoeken. Ze hadden de ingang ontdekt, zonder te weten dat er nog levende wezens binnen zaten.
Celeritas was mager, zijn vacht dof, maar zijn ogen glansden. Hij stapte uit de duisternis met de waardigheid van een koning.
Hij bleef in het dorp, op een boerderij waar hij voor het eerst gras rookte in de wind. Hij had littekens, ja. Maar hij had ook verhalen. En een doel.
Hij keerde jaren later terug naar Equada. De heuvels herkenden hem. De wind riep zijn naam.
Celeritas.
Niet meer de speelse veulen, maar een wijze shet. Hij vertelde de nieuwe veulens zijn verhaal. Over duisternis en licht. Over angst en hoop. En telkens weer sloot hij af met dezelfde woorden: “Wat je ook meemaakt, vergeet nooit wie je bent. Zelfs in het donker.. is er altijd een weg naar het licht.”
3e plek - lover04
In de gouden gloed van de ondergaande zon stond Celeritas, dicht tegen de warme flank van zijn moeder. Haar gespannen spieren vertelden hem meer dan woorden konden. Het schrapende, metalen geluid was nu duidelijker te horen, een gruwelijke dissonant in het vredige avondkoor van de heuvels. De lucht trilde van de naderende dreiging, en Amantis, met haar hoornen recht op de vijand gericht, beschermde haar kudde.
Plotseling verscheen over de rand van de heuvel een afschuwelijke machine, een monster van staal en stoom. Het was een van de mijnmachines van de mens, diep uit de aarde opgeroepen om de kostbare mineralen van Equada op te graven. De enorme, klauwachtige arm van de machine schepte de aarde weg, en met een bulderend geluid spuwde het monster een diepe, donkere schacht uit, recht in de flank van de heuvel.
Terwijl de andere shetlanders in paniek de heuvels af vluchtten, bleef Amantis staan, haar blik gefixeerd op de machine. Ze wist dat haar kudde zich in veiligheid moest brengen, maar de machine had haar aandacht getrokken. Ze had gehoord dat de mensen gevaarlijke schepsels waren, die de aarde leegroofden en de natuur vernietigden. Nu zag ze de verwoesting met eigen ogen.
Celeritas, die zich achter zijn moeders hoornen had verscholen, zag de machine met afgrijzen aan. De klauwachtige arm zwaaide onophoudelijk, en het stoomgevaarte dreigde de hele heuvel op te eten. De jonge hengst voelde een mix van angst en woede in zich opkomen. Hoe durfde dit monster de rust van zijn thuis te verstoren?
Amantis bleef vastberaden, haar blik gefocust. Ze had besloten dat ze de machine niet zou laten winnen. Met een machtige brul stortte ze zich op het gevaarte, haar hoornen gericht op de machine. De shetlanders, die nu veilig in de verte stonden, keken met gespannen blikken toe. Amantis was de leider, de beschermer van de kudde, maar deze vijand leek te groot voor haar.
De strijd was kort en ongelijk. De machine, gevoelloos en sterk, sloeg haar klauw in de grond, vlak voor Amantis. De scherpe, metalen nagels sneden diep in de aarde, en het geluid van scheurend metaal klonk luider dan ooit. Amantis, die haar moed had verzameld, sprong opzij, maar de machine was te snel.
Met een enorme klap raakte de metalen klauw haar flank. Amantis rolde over de grond, haar adem stokte in haar keel. Ze voelde een brandende pijn en wist dat ze de strijd had verloren. Terwijl ze haar kracht bij elkaar raapte en met moeite overeind kwam, zag ze dat Celeritas, die inmiddels de paniek van de kudde had geërfd, in de richting van het gevaarte rende.
Amantis schreeuwde het uit van angst, maar haar zoon was te snel. Celeritas' hart klopte in zijn keel, en zijn hoeven raakten de grond niet meer. Hij sprong, met zijn ogen gesloten, recht op de machine. Met een luid krakend geluid raakte hij de metalen klauw, en toen viel hij.
Hij was gevallen in de schacht die de machine had gecreëerd. De diepte van de mijn was duister en onheilspellend, en de jonge hengst rolde oncontroleerbaar naar beneden. Uiteindelijk kwam hij tot stilstand op een stapel modder en puin, zijn lichaam bezeerd en beklemd.
Amantis, die inmiddels weer op haar voeten stond, huilde van verdriet en onmacht. Ze wist dat ze de machine niet kon verslaan, en haar zoon was nu verdwenen. Ze had gehoord dat de mijnen diep en donker waren, vol gevaar en monsters. Ze kon haar zoon niet redden.
Dagen gingen voorbij, en Amantis bleef waken bij de rand van de schacht, haar ogen gericht op de duisternis. Ze luisterde naar het klopgeluid van de machines, en haar hart brak bij elke klank. Celeritas, die zich inmiddels in de mijn had gevestigd, probeerde te overleven. Hij had gehoord dat de mijnwerkers, de mensen, gevaarlijke schepsels waren, en hij had geleerd om zich voor hen te verstoppen.
Hij vond een schuilplaats in een kleine grot, waar hij zich verstopte en van de kruiden en wortels die hij vond, leefde. Hij miste de heuvels, de zon, de kudde, maar hij was niet van plan op te geven. Hij zou vechten om te overleven, en hij zou de kans grijpen om terug te keren naar de oppervlakte.
Op een dag hoorde hij een harde klop, en hij zag een licht in de verte. Een groep dorpelingen, die op zoek waren naar water en hout, had een tunnel gegraven die de mijn inliep. Celeritas, die op dat moment de hoop had verloren, keek met grote ogen naar de mensen. Hij had gehoord dat ze gevaarlijk waren, maar deze mensen leken anders. Ze hadden vriendelijke gezichten, en ze zongen liederen.
Een jonge vrouw met lange, donkere vlechten, zag Celeritas in zijn grot. Ze stapte naar voren en reikte haar hand uit. "Hé, kleine pony," fluisterde ze, haar stem zacht en kalm. "Kom, wees niet bang. Ik zal je helpen."
Celeritas, die inmiddels gewend was geraakt aan de duisternis, twijfelde. Maar hij zag de vriendelijkheid in de ogen van de vrouw, en hij voelde een vage hoop in zijn hart. Hij stapte naar voren, zijn hoofd gebogen, en hij accepteerde de helpende hand van de vrouw.
De vrouw leidde Celeritas uit de mijn, door de tunnel, en hij was weer in de buitenlucht. Het zonlicht brandde in zijn ogen, en hij voelde de warme wind op zijn huid. Hij zag de dorpelingen en de vriendelijke gezichten, en hij voelde een diepe opluchting in zijn hart. Hij was gered.
De vrouw, die hem had gered, was Amalia. Ze nam Celeritas mee naar haar huis, waar ze hem verzorgde en hem eten gaf. De jonge hengst voelde zich voor het eerst in lange tijd veilig, en hij wist dat hij voor altijd dankbaar zou zijn voor de vriendelijkheid van de mensen.
Amalia vertelde hem dat de dorpelingen van haar dorp een diepe afkeer hadden van de mijnindustrie en dat zij, net als Celeritas, de natuur beschermden. Celeritas, die de verwoesting van de machines had gezien, begreep hen. Hij had de liefde van Amalia en de dorpelingen gevoeld, en hij wist dat hij nu een nieuw thuis had.
Zo werd de jonge hengst Celeritas, ooit een vrolijke shetlander in de rollende heuvels van Equada, een beschermer van de natuur, een bewaker van de aarde, en een vriend van de mensen. Hij had een nieuw leven gevonden, en hij wist dat hij voor altijd dankbaar zou zijn voor de kans die hij had gekregen.